Het bakken van stenen was in de beginjaren van Vogelensangh vooral handwerk. Allereerst werd de klei met de spade uitgegraven – geticheld – uit de directe omgeving. De afgegraven weilanden rondom de fabriek veranderen op die manier grotendeels in “grienden”, waarvan nu alleen natuurgebied de Ganzenkuil nog een restant is.

Stoommachine
De verschillende lagen klei worden met de kruiwagen op de kleibult gestort en liggen daar een tijd te rotten. Vervolgens wordt de klei in de fabriek gemengd. Het zware mengen gebeurt met behulp van een kleimolen die aangedreven wordt door een stoommachine.

Het vormen van de stenen is echter nog handwerk. De houten gewassen vormbakken worden eerst met zand of zaagsel bestrooid. Daarna wordt de klei met zoveel mogelijk kracht in de vorm te gesmeten, zodat alle hoekjes van de kleivorm goed gevuld zijn. Met een strakgespannen ijzerdraadje tussen en gebogen houtje – een plaam – wordt de overtollige klei vervolgens van de vormbak gesneden.

Haaghutten
Nu de stenen hun definitieve vorm hebben gekregen kunnen ze uit de vormbak worden geslagen en te drogen worden gelegd in de in noord-zuid richting opgestelde lange haaghutten. De stenen drogen daar in de wind. Niet te snel: anders barsten ze.

Na tien weken worden de gedroogde stenen naar de ringoven gereden en daar in de koudste kamer opgestapeld. De poortdeur wordt  dichtgemetseld of met speciale metalen deur afgesloten en de stokers zorgen ervoor dat het vuur in tien dagen kamer voor kamer de ringoven rond gaat.

Als als de stenen enigszins afgekoeld zijn, worden ze er weer met de kruiwagen uitgereden, gesorteerd op het tasveld en vandaar via de Munnikhofsestraat naar de Waal getransporteerd om daar per schip te worden afgevoerd naar de klant.

Elektriciteit!
Vijf jaar na opening – 1924 – van de fabriek wordt Deest aangesloten op het elektriciteitsnetwerk en kunnen de stoommachines vervangen worden door een elektrische machines.